Berekeningen van brandwerendheden van houtconstructies worden in Eurocode 1995-1-2 beschreven. De meeste berekeningen zijn gebaseerd op overdimensionering, waarbij de inbrandsnelheid een deel van de houten constructie wordt berekend. Deze inbrandsnelheid of carbonistatiesnelheid verschilt per houtsoort en per soort aanstraling. Zo wordt een kolom aan vier zijden aangestraald, terwijl een wand slechts aan één zijde wordt aangestraald.

De berekening van de brandweerstand van hout met behulp van de inbrandsnelheid geeft als uitkomst dat deel van het hout dat bijvoorbeeld na 30 of 60 minuten nog resteert. De berekening van deze resterende nuttige doorsnede na een bepaalde brandduur moet voldoende zijn om de aanwezige belasting te kunnen dragen.

De vuistregel voor de inbrandsnelheid hout is 1 mm/minuut (maar dit is érg afhankelijk van de houtsoort)