In artikel 6.31 van het Bouwbesluit, artikel 1, staat iets over blustoestellen. De tekst luidt: “voor zover daarin niet reeds voldoende door de aanwezigheid van brandslanghaspels is voorzien, is een gebouw voorzien van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen om een beginnende brand zo snel mogelijk door in het gebouw aanwezige personen te laten bestrijden”.
De vraag is dus: Wat zijn voldoende brandblussers?
De gebouweigenaar, -gebruiker moet dit zelf vaststellen, maar Arbodiensten (Arbowetweter) geven daar een mogelijke richting aan:
Hoeveel brandblussers nodig zijn, hangt van een groot aantal factoren af. Een factor is natuurlijk hoe groot het risico is dat er een brand ontstaat. Verder is ook de grootte van het bedrijf en het aantal medewerkers van belang. Het brandrisico is ook van invloed op de keuze voor een poeder- of schuimblusser, een CO2-brandblusser of een andere type blusmiddel. Als er geen sprake is van een verhoogd brandrisico, dan is in de regel één blusser (6 liter (sproei) schuim, 6 kg poeder of 5 kg CO2) per 200 m2 voldoende met een minimum van twee per verdieping, zo volgt uit de richtlijn NEN 4001. De maximale loopafstand tot een brandblusser is 20 meter. Worden er echter brandgevaarlijke werkzaamheden verricht of brandbare stoffen opgeslagen, dan moet er één blusser per 100m2 aanwezig zijn met een minimum aantal van drie per verdieping.